Weber hoopt op ‘driemaal scheepsrecht’

DINTHER – 7 van de eerste 8 wedstrijden winnen, 12 punten pakken in je eerste 4 competitieduels. Je kunt slechter beginnen bij je nieuwe club. Lenard Weber legt bij Avesteyn de lat hoog en dat maken zijn jongens vooralsnog waar. “Met een talentvolle jeugdlichting moeten we kunnen uitgroeien tot een stabiele derdeklasser.”

Afgelopen zomer kwam Weber over van BZC’14 (Brakel-Zuilichem) en hij wist waar hij in Dinther aan begon: “Avesteyn zit er al jaren tegenaan, verloor twee seizoenen op rij de finale voor promotie. Nu moeten we dus maar direct kampioen zien te worden.”

“Maar we zijn nog niet zover, hè”, haast de Bosschenaar zich te zeggen. “We zien richting de winterstop wel waar we staan.” Met de toekomst van Avesteyn lijkt het sowieso wel goed te zitten. “We hebben een hele grote groep, met veel kwaliteit voor de 4e klasse”, legt Weber uit. “Een ideale mix van jong en oud en daarbij echt hele grote talenten, die op de deur kloppen. Onze JO19-1 speelt in de hoofdklasse. De komende 2 à 3 jaar moeten we die jeugd langzaam inpassen en daar zijn we nu al mee begonnen.”

Twee 17-jarigen
Met Guus Barten en Davy van Houtert heeft Weber momenteel twee 17-jarigen in de basis staan. “Avesteyn heeft een missie”, zegt hij, “en dat is de 3e klasse bereiken. Ik heb als missie dominanter te zijn aan de bal. Dat kost tijd en energie, want Hugo van de Sande heeft de afgelopen zes jaar heel goed werk geleverd, maar wij hebben net een ander idee over voetbal. De goede dingen hebben we behouden, maar daar ook nieuwe elementen aan toegevoegd.”

Weber wil nooit afhankelijk zijn van de tegenstander. “Altijd uitgaan van onze eigen spelprincipes, daar zijn we nu mee bezig.” Het resulteert vooralsnog in goede resultaten voor het eerste en tweede elftal. “Na twee jaar te zijn gestrand in de finale van de nacompetitie kan driemaal scheepsrecht zijn. De eerste stappen zijn gezet en we weten waar we naartoe willen. Maar nogmaals: het seizoen is nog jong. Nu is het zaak om hard te blijven werken, misschien worden we dan beloond.”